A
AAC/
ABO(minablement difficile) een graad moeilijker dan Extrêmement Difficile.
adhérence [v.] smear wrijvingsgreep of ‑tree. to smear op een wrijvingstreetje staan. en adhérence smearing op wrijving.
ailes de poulet [lett. kippenvleugels] ellebogen die tijdens het klimmen door vermoeidheid omhoog gaan.
aléatoire precarious onzeker. mouvement [m.] aléatoire klimbeweging waarvan je als je hem doet niet zeker weet of ie gaat lukken.
allez/
(beaucoup d')allonge [v.] (grote) reikwijdte.
âme [v.] [lett. ziel] core kern (van een touw).
en amont upstream stroomop, naar boven.
amplitude [v.] reikwijdte.
anneau [m.] ring, van een haak, of van touw of bandmateriaal.
ape index aapfactor (spanwijdte min lichaamslengte).
(à‑)
en appui afsteunend. appui [m.] de paume afsteunend met de handpalm onder je.
ardoise [v.] slate leisteen, shale leisteenrots.
arête [v.] arête graat, outside corner [Am.] hoek (v.e. rotswand), ridge bergrug.
arqué[e] [lett. gebogen] (closed) crimped
met overstrekte eindgewrichten van de vingers. arquer/
arrondi[e] rounded afgerond.
escalade [v.] artificielle/
aseptisé[e] steriel, zonder spanning, ruim behaakt.
assurer to belay
zekeren. assureur [m.] belayer zekeraar. tu veux/
athlétique gymnastisch, veel kracht en lenigheid kostend.
zone [v.] d'atterrissage/
en aval downstream stroomaf, naar beneden.
avale! take in [Br.]/
B
bac [m.] jug/
Bachar ladder touwladder die gebruikt wordt om het bovenlichaam te trainen door alleen op de armen omhoog te gaan (vooral het op die manier ook weer naar beneden gaan is de oorzaak van vele elleboog-blessures, vernoemd naar John Bachar, een beroemde Californische klimmer).
back stepping het met de buitenkant van de voet een tree onder of achter je gebruiken.
balancier [m.] klimbeweging waarbij met een been binnendoor afgesteund wordt.
ballant [m.] slingerbeweging (die je op moet zien te vangen).
ballerine [v.] slipper klimslof (soepel en zonder veters).
ballot [m.] iemand die onhandig en lomp klimt.
bague [v.]
ring
basalte [m.] basalt basalt. basaltique basaltic basalten, basaltachtig.
baudrier [m.]/
beached whale [Am.] iemand die schuivend over z'n buik op een boulder probeert te komen.
beta [Am.]
(route‑)
bicyclette [v.]/pointe-contre-pointe [v.]
bidoigt [m.] twofingerpocket tweevingergreep.
bidouiller
knutselen, aanklooien, grepen in rots bijmaken of veranderen. bidouilleux
biscuiter valsspelen (bv. de route instappen met het touw in de derde haak). biscuit [m.] methode om vals te spelen (bv. een startsteen, of een no hands rest drie meter naast de route), truc (bv. een heel hook die een pas veel makkelijker maakt).
bite [v.]
pik
bleausard [m.] klimmer uit Fontainebleau, boulderaar. bleausard[e] uit Fontainebleau, het boulderen betreffend.
bloc [m.] boulder rotsblok. faire du bloc to boulder boulderen, op rotsblokken klimmen zonder touw. passage [m.] de bloc boulder (problem) boulder(probleem), samenstelling van enkele klimbewegingen. pas [m.] de bloc geïsoleerde moeilijke pas.
bloque/
bloquer to lock off ‘blokkeren’, een greep vasthouden. blocage [m.] bas low lock-off lage ‘blokkage’ (om ver statisch door te kunnen pakken).
BMC/
boeuf [m.] [lett. stier] thug beest, botterik. boeuf thuggish beestachtig, lomp.
boîte [v.] aux lettres brievenbus, grote spleetvormige greep.
bolt bout, boorhaak. to bolt een boorhaak plaatsen. bolted van boorhaken voorzien. bolt ladder opeenvolging van boorhaken. bolt stud uitstekende kop van een boorhaak. bolt rash (te) veel boorhaken in een wand.
bombé [m.]/
bomber/
bossette [v.] [lett. bobbeltje] klein rond greepje. bosse [v.] boss ronde greep.
boudins [m.] worsten, dikke vingers.
bourrin[e] niet subtiel, op kracht. bourriner op kracht klimmen, to crank hijsen.
bouse [v.]
[lett. koemest] schijtrots/
bout de corde! that's me! touw uit!, melding dat de voorklimmer genoeg touw in heeft genomen.
avoir des bouteilles opgepompte onderarmen hebben.
branleur [m.] wanker rukker.
à bras op de armen, armkracht kostend.
bridging/
brin [m.] deel van een touw, touwuiteinde.
broche [v.] scellée/
se brouter les doigts de vingers slijten, klimmen op pijnlijk ruwe rots [lett. de vingers afgrazen].
brown ring [Am.] in slechte stijl (bv. top-ropend).
bumbly kluns. punter knoeier, klootjesklimmer.
to bushwhack door het bos struinen.
but [m.] goal doel. se mettre un but zich een doel stellen, populair gebruikt: mislukken in een route (waarna je dus een nieuw doel hebt). prendre un but vallen, falen. se faire mettre un but door iemand naar huis geklommen worden.
C
CAB [m.]/
cachou [m.] [lett. gummetje] klein plastic schijfvormig greepje.
caillou [m.]! below! [Br.]/
caisse [v.]/
calcaire [m.] limestone kalksteen.
être bien calé[e] goed vastgezet, in positie zijn, goed vasthouden.
cancan [m.] inside flag beenpositie met het ene been voor het andere langs afsteunend.
cannelure [v.] groef in de rots stria groef, streep.
carre [v.] interne binnenrand (van de voet), voetpositie waarbij de binnenkant van de voet gebruikt wordt. en carre interne met de binnenkant. carre externe buitenrand (van de voet), voetpositie waarbij de buitenkant van de voet gebruikt wordt. en carre externe met de buitenkant.
carrière [v.] quarry steengroeve.
cassé[e]/
chaîne [v.] (belay) chain
(relais‑)
champignon [m.] paddestoelvormige greep. knob knobbel, greep in die vorm.
changement [m.] de main handenwissel. changement de pied voetenwissel.
charger une prise to weigh a hold een greep of tree belasten.
chausson [m] d'escalade (a tige basse/
cheater stick lange stok waarmee het touw in een haak gehangen wordt, ook gebruikt voor artificieel klimmen.
cheater stone startsteen, steen gebruikt als opstapje om makkelijker bij de begingrepen te komen.
se chevaucher les doigts vingers stapelen, de vingers over mekaar schuiven om zo meer vingers in of op een greep te krijgen.
cheville [v.] en expansion expansion bolt expansiebout.
chickenhead stuk uitstekend kristal in graniet, horn [Am.] hoornvormig uitsteeksel in graniet.
chiure [m.] [lett. vliegenpoepje] heel klein puntje op de rots dat zich in je vingertop zet.
chock nut, klemblokje. bloc [m.] coincé chockstone steen die in een spleet geklemd zit. wire-slung chock zo'n steen met een touw eromheen, bruikbaar als zekeringspunt (hiermee is het klimmen met nutjes begonnen, later werden het moeren).
chute [v.]/
circuit [m.] uitgezet parcours bestaande uit verschillende boulders.
ciselure [v.] [lett. snijwerk] grillig gevormd stuk rots-oppervlak.
passage [m.] clé/
clean [Br.] netjes, in goede stijl, zonder vallen of uitwerken (dus zonder dogging). clean climbing [Am.] klimstijl waarbij alleen nutten ter zekering worden gebruikt en er geen ijzerwaren in de rots achterblijft (gepropageerd door Doug Robinson in de jaren 60). to clean a pitch verwijderen van setjes en nutjes en soms ook haken uit een touwlengte. nettoyer une longueur to clean a route een route schoonmaken, door begroeiing en losse stenen en soms ook haken te verwijderen.
clou [m.] [lett. spijker] pin (oude) haak.
coincer/
coinceur [m.] nut nut, klemblokje. coinceur de bois wooden peg houten klemblok.
collant [m.] (pair of) tights klimmaillot.
ça colle [lett. het plakt] er is goede wrijving.
colonnette [v.] [lett. kolommetje] tufa verticale rib die uit de rotswand steekt (gevormd door een druipsteenproces). In Twente heet het een haar.
compression [v.] compression het samenpersen, omklemmen van een stuk rots. grimper en compression fridge hugging klimmen met compressie.
conditions [v.] conditions
omstandigheden, rots- en weersgesteldheid. des bonnes conditions good/
conduit [m.] een langzame, gecontroleerd uitgevoerde dynamische beweging.
conque [v.] scoop
kom
continu[e] continuous
aanhoudend zwaar. conti [m.]/
corde [v.] rope
touw. (attention,) corde! rope (below [Br.])! (pas op,) touw!, waarschuwing voor een touw dat naar beneden gegooid wordt. corde à simple/
cordée [v.] touwgroep.
cordelette [v.] tat [Br.]/
corniche [v.] cornice [lett. kroonlijst] overhangende rand.
CO.SI.ROC [m.]/
cotation [v.] technical grade [Br.]/
de côté/
couché[e] less than vertical liggend.
machine [v.] à coudre sewing-machine leg/
couenne [v.] [lett. zwoerd, randje] korte lastige route.
ça craint da's gevaarlijk. craignos gevaarlijk.
cran [m.] lef.
crash-pad [m.] crash pad landingsmat.
crawl [m.] verre kruisbeweging bovenlangs.
crépi [m.] [lett. stucwerk] stuk rots met veel randjes, gaatjes etc.
prise [v.] en creux holle greep, insert (hold) inbouwgreep. camembert [m.] ronde (inbouw)greep [rond als de kaas].
crisper krampachtig vasthouden.
crocher to hook
haken (van een voet bv.). prise [v.] crochetante positive hold positieve greep, waar de vingers min of meer achter kunnen haken. crochet [m.] hook haak(je), hakende beweging. crochet à goutte d'eau sky-hook/
croiser to cross kruisen. croisé [v.] cross-move kruispas, bij klimbeweging de ene arm over de andere kruisen. décroisé [v.] de pas na een kruispas, waarbij ontkruist wordt. décroiser ontkruisen.
faire un croix
een kruisje zetten, to tick a route/
cuissard [m.] heupgordel.
cupule [v.] dopje [lett. dopje van eikel e.d.], greepje in die vorm.
D
to dab [Am.] iets raken (bv. een boom aantikken) waardoor de poging ongeldig is. dab [Am.] zo'n aanraking.
dalle [v.] slab plaat (achterover liggend vlak stuk rotswand). escalade [v.] en dalle slab climbing plaatklimmen.
daubé[e]/
dead hang houding stilhangend aan je armen, het zonder slingeren hangen aan je armen. to dead-hang zo hangen.
dead-point dynamische beweging waarbij een klimmer zich snel naar de rots toe trekt en op het dode punt, net voordat hij weer naar achter begint te vallen, de volgende greep pakt. to dead-point zo'n beweging maken.
décalage [m.] verplaatsing. décalé[e] verplaatst, uit evenwicht.
dégaine [v.] quick draw setje, karabinerpaar met een stuk nylon band ertussen.
délayer uitrusten in een route door een positie in te nemen die minder kracht kost en door afwisselend de handen te schudden.
délicat[e] delicate onzeker, precisie vereisend, delicaat.
délité[e] in lagen gespleten, brittle bros.
départ [m.]
start, begin van een route départ/
derviche [m.] klimbeweging waarbij onderlangs gekruist wordt en het hoofd onder de arm doorgaat (soms ook wel Edlinguette [v.] genoemd, naar Patrick Edlinger, beroemd geworden door de film ‘La vie au bout des doigts’).
désaxé[e] buiten de as of lijn (van de passage) vallend.
descendre (af)dalen. descente [v.] afdaling. descendeur [m.] descender afdaalapparaat (bv. een acht).
déscends (moi)! down!/
désescalader to downclimb afklimmen, naar beneden klimmen.
se développer je uitstrekken (bv. op je benen).
dévers [m.] overhanging wall overhangende wand. dévers prononcé zwaar overhangende wand. déversant[e] overhanging overhangend.
dièdre [m.] corner/
to (hang)
doigt [m.] vinger, gate snapper, het deel van een karabiner dat open kan. à doigt fingery op de vingers (met kleine greepjes).
dôme [m.] dome
koepel
Don Whillans ouderwets soort zitgordel met band tussen de benen (zodat je als je valt moet hopen dat je ballen netjes aan de zijkant zitten, dit was de eerste heupgordel, eigenlijk ontwikkeld om met een stijgklem te gebruiken en ingewikkeld in het gebruik omdat je hem verkeerd aan kunt doen, vernoemd naar Don Whillans, een beroemde klimmer uit de jaren 60).
à donf voluit (d'r tegenaan), verlan voor à fond.
(avec jambe) en drapeau afsteunend met uitgestrekt been. to flag (a leg) afsteunen met uitgestrekt been.
grimper en dülfer to dulfer/
dur[e] hard
zwaar/
dynamiser dynamisch klimmen, assurer dynamique to belay dynamically dynamisch zekeren, de klap van een val als zekeraar dynamisch opvangen, dynamisch klimmen.
E
EB [m.] EB EB, het merk schoenen waar iedereen op klom toen de sportklimrevolutie begon (vernoemd naar Edmond Bourdonneau, de schoenmaker die de zaak overnam van Pierre Allain).
écaille [v.] shelf/
échauffement [m.] warm up
warm-up, het opwarmen van de spieren. s'échauffer to warm up/
s'écraser to crash te pletter slaan.
écrou [m.] à fraper T-nut inslagmoer.
effort [m.] effort poging, inspanning.
éliminant[e] (une voie éliminante) gedefinieerd, een route waarbij je bv. niet om een rand mag pakken. eliminate een boulder-probleem waarbij je sommige grepen niet mag gebruiken.
éliminatoire [v.] qualifier
kwalificatie
enchaîner to link de bewegingen aaneenrijgen, iets in één keer doorklimmen.
s'encorder to rope up/
engagé[e] committing gewaagd, dóórgaan vereist.
entorse [v.] sprain verstuiking.
á l'envers verkeerd om, out of sequence verkeerd in de bewegingsvolgorde, mauvaise main met de handen verkeerd om.
(prise) enversée [v.] underkling ondergreep.
mouvement [m.] d'épaule [v.] beweging uit de schouder. épaule [v.] schouder, greepje of beweging waarbij opzij getrokken moet worden met naar binnen gedraaide schouder. en épaule op deze manier.
éperon [m.] uitloper van een berg, lijkend op een steunbeer.
équiper to equip/
escalader to climb klimmen
escalade [v.] climbing het klimmen, climb een klim. escalade sportive sports climbing/
éthique [v.] ethics ethiek, binnen het klimmen de regels die de verschillende klimstijlen beschrijven, het respecteren van de natuur, de rots etc.
s'étirer to stretch (zich) uitrekken, de spieren rekken.
exigeant[e] demanding veeleisend, bv. technisch en eng, of technisch en krachtrovend.
expo(sé[e]) expo(sed) blootgesteld (aan de elementen), gravical [Am.] hoog en eng.
F
face [v.] face voorkant van een rots. face ouest west face westwand.
de face niet ingedraaid, recht toe recht aan dus.
mouvement [m.] dynamique dynamic move/
fais gaffe! watch me! let op!
falling! ik val!
falaise [v.] cliff rotsmassief, rotswand, crag klimgebied.
FFCAM [v.]/
FFME [v.]/
fissure [v.] crack spleet.
flash flash flash, klimstijl waarbij een route de eerste keer gelijk in één keer geklommen wordt, het klimmen van een route op deze manier. flasher to flash iets flash klimmen, flashen dus. on sight flash flash zonder voorinformatie [zie ook on sight]. beta flash [Am.] flash met voorinformatie [zie ook beta].
flipper [m.] omgekeerde toe hook.
prise [v.] franche duidelijke [lett. eerlijke] greep.
franchir overwinnen (van een route of van moeilijkheden).
frein [m.] [lett. rem] belaying device zekeringsapparaat (bv. een acht).
friend [m] friend friend, bepaald soort klemapparaat met veer en vier kammen, dat zelfs in naar buiten lopende spleten nog gebruikt kan worden (uitgevonden door Ray Jardine in 1975) [eig. een productnaam van Wild Country].
fuseau [m.] strand touwstreng.
G
gaine [v.] sheath mantel, buitenste laag van een touw.
gainer kracht sparen door in te draaien en gebruik te maken van lichaamsspanning. gainage [m.] het indraaien en gebruik maken van lichaamsspanning. body-tension lichaamsspanning.
Gaston [Am.] zijgreepje dat je pakt met de handpalm naar buiten gekeerd (naar een foto van Gaston Rebuffat).
gaz [m.]
diepte. gazeux
glauque vet, vies.
glacis helling onderaan de rots.
golot [m.] ouderwets klein soort boorhaakje.
got me? heb je me?, waarschuwing dat de klimmer gaat hangen of vallen.
goujon [m.] haak met expanderende ring die je aan kunt draaien, ankerbout.
goutte [v.] d'eau door regenwater uitgesleten kuiltje waar bv. een vingertop inpast.
grain [m.] grain korrel, ruwheid, fijnstructuur van de rots.
grande patate [v.]/
granit/
gras[se] greasy vet.
gratton [m.] klein piefje dat als greep of tree is te gebruiken. nubbin [Am.] een steentje dat uit de rots steekt.
gravir beklimmen, bestijgen.
to grease (off) (uit)glijden door vettigheid.
grenouille [v.] (en grenouille) kikker(positie).
grès [m.] sandstone zandsteen.
grimper to climb klimmen.
grounder val tot op de grond.
grouper voeten hoog bij de handen zetten. dégrouper zich uitstrekken.
guide [m.] gids, guidebook klimgids, beschrijving van de routes in een gebied.
H
highball [Am.] heel hoge boulder.
HMS [m.] HMS HMS, peervormige karabiner geschikt voor de halve mastworp-zekering (naar het Duitse Halbmastwurfsicherung).
horloge [v.] bewegingssequentie waarbij je handen een rondje maken (hiervoor zijn drie grepen nodig), zo'n passage.
hueco [m.] hueco [Am.] [eig. Spaans voor holte] grote ronde holte in de rots, die je als greep kunt gebruiken, wordt veel gevonden in Hueco Tanks, Texas.
(descendeur en) huit [m.] figure eight
acht, aluminium achtvorm gebruikt om mee te zekeren en af te touwen. huit italien/
I
Fédération [v.] internationale d'escalade IFSC/
ça parait improbable that seems impossible dat lijkt onmogelijk.
inclinaison [v.] angle hellingshoek. incliné[e] inclined hellend.
(prise) intermédiaire [v.] intermediate (hold) tussengreep.
sur information with running beta/
J
en jaune [Bel.] vrij (zonder haken), oude Belgische klimstijl, waarbij men oorspronkelijk de haken die niet voor de voortbeweging gebruikt werden geel verfde. jaunir [Bel.] vrijklimmen.
jeté [m.]/
K
L
leavittation techniek voor off-width spleten, twee handen worden verklemd, waarna de benen verklemd worden, de twee handen worden bij de voortbeweging gelijktijdig verplaatst (vernoemd naar Randy Leavitt).
du libre/
lichen [m.] lichen mos.
lisse/
lunule [v.]/
grimper limite aan je taks klimmen, er bijna uit vallen.
lip of the roof dakrand.
lire une voie to suss the moves/
lolotte [v.] (en lolotte)/
longueur [v.] lengte, pitch/
lover une corde to coil a rope een touw opschieten.
M
magnésie [v.]/
maillon [m.] [lett. schakel v.e. ketting] lower-off
ovalen ring bovenaan een route waaraan je je kunt laten zakken. maillon rapide screw link/
marbre [m.] marble marmer. marbré[e] marble als marmer, glad.
marche [v.] d'approche approach pad naar de route(s), looptijd daar naar toe.
master [m.] masters wedstrijd waarbij de deelnemers uitgenodigd worden.
matos [m.] gear (klim)materiaal.
mono(doigt) [m.] onefingerpocket éénvingergreep.
monter stijgen. monter les pieds de voeten hoog neerzetten. montée [v.] beklimming, stijging.
morpho(logique) (un pas morpho) moeilijker voor mensen met een bepaalde lichaamsbouw.
du mou! slack! touw na! (Het is jammer dat dit commando in het Nederlands weinig onderscheidend is.)
récupérer le mou to take in the slack het loshangende stuk touw inhalen.
en moulinette bottom-rope/
mousqueton [m.]/
mouv(ement) [m.] move (klim)beweging.
mur [m.] wall
muur, (min of meer lood‑)
N
no foot [m] zonder gebruik van de voeten.
des nouilles [v.]
(touw‑)
O
obligatoire (un pas obligatoire) dwingend, de pas kan maar op één manier geklommen worden, (6c obligatoire) onontkoombaar 6c, de moeilijke pas zit tussen twee haken, zodat die wel vrij geklommen móét worden.
off-width off-width te breed voor een vuist en te smal om er in te kruipen. off-width [m.] off-width (crack) zo'n soort spleet.
onglée [v.] pijnlijk koude vingers.
open [m.] open (competition) wedstrijd met vrije, open inschrijving.
fissure en opposition/
oreille [v.]
oor
osé[e] gedurfd bold gedurfd, met lef, lef vereisend. dicey [Am.] riskant.
outcrop aan de oppervlakte komende rotslaag.
ouvreur route-setter/
P
PA/Pierre Allain [m.] eerste ‘moderne’ wrijvingsschoen, de term werd door zeer ouderwetse klimmers ook wel gebruikt voor wrijvingsschoen in het algemeen (uitgevonden door Pierre Allain en op de markt gebracht in 1948).
pain [m.] de magnésie block of chalk blok magnesium.
pan(neau) [m.] boulderwand(je). woodie [Am.] boulderwandje van hout. pan Güllich Campus board ‘wasbord’, licht overhangend trainingsbord met randjes, waarop zonder voeten getraind wordt (naar het trainingsbord van Wolfgang Güllich in de Campus-gym in München). Campus dynamische beweging hangend aan de armen.
papier [m.] à limer sandpaper schuurpapier.
parer to spot
klaarstaan om iemands val op te vangen en te begeleiden. pareur [m.] spotter iemand die klaarstaat om een val op te vangen en te begeleiden. parade [v.] spot het opvangen van iemands val. parade appuyée/
paroi [v.] grote wand. grande paroi big wall grote rotswand, waarvan de beklimming meestal gepaard gaat met artificieel klimmen en meerdere dagen vereist. escalade [v.] en grande paroi big wall climbing het klimmen van zulke grote rotswanden, meestal gepaard gaand met de inzet van veel materiaal en artificieel klimmen.
patiné[e] polished glad (afgeklommen).
patiner glijden, knoeien.
PDM/
pendule [m.] pendulum
pendel
phalange [v.] phalanx vingerkootje.
physique strenuous/
pied-(à‑)
jeu [m.] de pieds footwork voetenwerk.
picot [m.] scherp puntje in de rots, waar de huid van kapot kan gaan.
pilier [m.] pillar pijler, buttress steunbeer, brede pijler, rib smalle pijler.
pin scar gat of verbreding in een spleet ontstaan door het slaan van haken.
pince [v.] pinch knijpgreep. pincette [v.] knijpgreepje.
piton [m.] peg [Br.]/
PL/
placement [m.] placement plek, (voet)plaatsing, zekeringspunt dat zelf geplaatst is, een nut, friend, etc., plaats voor zo'n zekering.
plafond [m.] groot dak [zie ook toit].
plaquette [v.] (bolt) hanger plaatje, oog van een boorhaak.
plaquette [v.] frein Sticht plate Sticht, rond, plat zekeringsapparaat met twee ovale sleuven, vooral gebruikt met dubbel touw (uitgevonden door Fritz Sticht).
pof [m.]/
pogo dyno ingezet door een schoppende beweging, ook wel moon kick genoemd (naar Ben Moon of meer waarschijnlijk naar de vechtsportbeweging met dezelfde naam).
poignée [v.] handle handvat, greep in die vorm.
point [m.] (d'assurage)/
en pointe front-pointing met de punt (van de schoen).
prendre une prise en pommeau to wrap om een uitstekende greep heen pakken met de palm van je hand.
pomper [lett. pompen] to hoist (op)hijsen. pompage [m.] hijswerk, hijstruc, spring-boing truc om na een val in een overhang weer in de route te komen, terwijl de zekeraar in het touw hangt trekt de klimmer zich een paar keer op aan het touw en laat weer los.
pontet [m.] belay loop verticale lus vooraan een heupgordel, waaraan je kunt zekeren.
porte [v.] de grange barn-door beweging waarbij je er langzaam uit komt draaien als een schuurdeur.
porte-matériel [m.] gear loop materiaallus, lus aan een klimgordel waaraan het klimmateriaal hangt, gear sling materiaalband, band om de schouder waaraan het klimmateriaal hangt (wordt gebruikt wanneer je veel materiaal bij je hebt).
poudingue [m.]/
poulie [v.] pulley
katrol. A2-poulie A2 pulley (A2‑)
poutre [v.] (de traction)
(trainings)balk. fingerboard/
préhension [v.] het pakken, de manier van pakken van een greep.
grimper en premier/
première [v.] first ascent eerstbeklimming.
pre-protected voorzien van vaste zekeringspunten.
to pre-view aftouwen over een route om 'm te bestuderen, en de grepen te bekijken of te voelen.
prise [v.]
greep of tree. prise de main/
projet [m.] project
project, route die al wel behaakt maar nog niet geklommen is, vaak aangegeven met een (rood) touwtje of lint in de eerste haak, volgens de klim-etiquette dien je zonder toestemming van degene die de haken heeft gezet zo'n route niet te klimmen, soms geeft zo'n touwtje ook aan dat het cement/
pro(tection)
alle zekeringspunten in een route. fixed pro(tection)/
proue [v.] prow boeg, uitstekende rotswand in die vorm.
psyching out panieken, echt bang worden.
puissance [v.]/
Q
quartz [m.] quartz kwarts.
c'est du quatre it's a path hier pis je doorheen.
queue [v.] de cochon varkensstaart, haak bovenaan een route waar het touw in gevlochten kan worden.
R
raide steep steil.
ramener to match met de andere hand een greep bijpakken.
rampe [v.] ramp brede oplopende vlakke band in de rots.
randonner
wandelen, door een route heen ‘fietsen’. to make it look like a path/
râpeux
rappel [m.] abseil [Br.]/
râteau [m.]
misser/
rééquiper herbehaken, van nieuwe haken voorzien. rééquipement [m] het herbehaken.
réglette [v.] edge rand(je). to edge een randje grijpen, op een randje staan. grimper sur réglettes edging randjes klimmen.
relais [m.] belay (station)
relais/
repos [m.] rest rust(positie). repos sans main no hands rest rustpositie ‘met losse handen’.
résine [v.] resin
hars, ook kunsthars, waar grepen van gemaakt zijn. résine époxyde/
résistance [v.] krachtuithoudingsvermogen.
réta(blissement) [m.] klimbeweging waarbij je je opricht op een rand. mantle klimbeweging waarbij je je opdrukt. se rétablir zich oprichten. to mantle zich opdrukken. rock-over klimbeweging waarbij je het gewicht op een hoog geplaatste voet brengt. basculer to rock-over het gewicht op een hoog geplaatste voet brengen.
retors[e] getruct.
retrobolting het toevoegen van boorhaken aan een bestaande route.
du réversible [lett. omkeerbaar] om en om (de touwlengten voorklimmend).
ring [m.] ring ouderwets soort grote ringhaak zoals gebruikt in Oost-Duitsland, de term wordt ook gebruikt voor de moderne verlijmde varianten.
rodeo clip een touw in een loshangend setje waar je niet gewoon bij kunt zwiepen.
runout (grote) afstand tussen twee zekeringspunten.
S
sac [m.] à corde rope bag touwzak, zak waarin het touw samengepakt en vervoerd kan worden.
sac [m.] à magnésie chalk bag magnesiumzak (‘pofzak’ is volkomen fout).
SAE [v.]/
salle [v.] d'escalade climbing gym
klimzaal/
to sandbag [lett. zich met zandzakken afschermen] zich indekken, doen alsof je geblesseerd of uit vorm bent. sandbag ondergewaardeerde route.
sangle webbing
band (vlakke strook nylon), anneau [m.] de sangle sling [Br.]/
sauter to jump (off) (af)springen. sauter un point to waste a clip een haak overslaan.
sec! tight (rope)! touw strak!, de klimmer wil het touw onder lichte spanning hebben staan. assurer sec strak [lett. droog] zekeren. to belay statically statisch zekeren, sécher een val als zekeraar niet-dynamisch opvangen.
grimper en second to second/
secteur [m.] sector sector, deel van een klimgebied, draagt vaak de naam van een markante route.
section [v.] part deel (van een route).
sentier [m.] track pad.
Sika(dur 31) meest gebruikte twee-componenten epoxyhars om haken en grepen mee vast te zetten en treetjes te lijmen [productnaam van SIKA]. sikater knutselen met twee-componenten epoxyhars.
site [m.] d'escalade climbing area klimgebied.
in situ blijvend geplaatst. in situ biner karabiner die op een vaste plek in de route hangt.
slot taps toelopende gleuf waarin bv. een hand of een nut goed ingeklemd kan worden.
solo [m.] solo
solo, klimstijl waarbij iemand in z'n eentje klimt (in Groot-Britannië houdt dat tegelijkertijd in dat geen haken zijn gebruikt). aid solo solo met gebruik van haken. free solo [Am.] solo zonder gebruik van haken. grimper en solo/
sommet [m.] summit top. to summit de top bereiken.
sortie [v.] exit uitklim, het eind van een route.
soutenu[e] sustained aanhoudend lastig.
Spit [m.] [eig. een merknaam van SPIT]/
stalactite [v.] stalactite stalactiet, hangende rotspunt.
stat(ique) static(ly) statisch, er wordt niet snel doorgepakt. mouvement [m.] statique static move statische beweging, beweging die niet snel wordt uitgevoerd.
steak [m.] [lett. biefstuk]/
sudiste
[eig. Zuidelijk in de Amerikaanse secessie-oorlog] uit het zuiden van Frankrijk, waar de rotsen zijn/
superfinale [m.] superfinal superfinale, extra route bij een wedstrijd als er in de finale meer dan één boven gekomen is.
supertape smal soort nylon band.
surdur[e]
heel erg zwaar/
surgras[se] heel erg vet.
swami belt [Am.] voorloper van de heupgordel, bestaande uit een brede band die enkele keren om het middel gewonden wordt.
T
tape nylon band, tape, duck-tape [eig. een productnaam] speciaal versterkt tape, meestal gebruikt voor reparaties, strappal [m.] [eig. een productnaam] sporttape. se strapper to tape up zich intapen.
taper/
tapis [m.]/
strate [v.] horizontale laag in de rots. stratifié[e] gelaagd.
surplomb [m.] overhang overhang. gros surplomb vette, grote overhang. surplombant[e] overhanging overhangend.
tailler to chip hakken van grepen of treden. prise [v.] taillée chipped hold gehakte greep.
je suis au taquet [lett. ik ben aan het vastklampen] I'm having difficulties ik heb het moeilijk.
technique [v.] technic techniek. technique de pieds footwork voetenwerk, voetentechniek. technique technical technisch.
descendre en téléférique [lett. dalen als aan een kabelbaan] to tramline (laten) zakken terwijl de klimmer met een setje aan het zekertouw zit en dat volgt, handig in overhangen.
tendinite [v.] tendinitis eigenlijk een peesontsteking, maar de term wordt onterecht ook vaak gebruikt voor acuut peesletsel.
tendu[e] [lett. gespannen] open-handed [Am.] met afhangende vingers. open-hand grip [Am.] deze manier van vasthouden. (prise) tendue [v.] greep die zo pakt. prendre une prise en tendu to grab a hold open-handed op deze manier een greep vasthouden.
terrain [m.] d'aventure avontuurlijk terrein, route waarin je bv. zelf nutten moet leggen, moeilijk de weg kunt vinden, of waar veel loszit.
tick mark markering van magnesium die helpt een kleine tree of greep terug te vinden.
tie-off stukje touw of band gebruikt om een uitstekende haak mee af te binden, zodat deze beter belast wordt.
tige [v.] de tendeur stevig soort ingemetselde ringhaak.
tirage [m.] rope drag touw-wrijving.
toit [m.] roof dak, stuk rots dat een afdakje vormt.
tomber/
topo [m.] topo topo, klimgidsje, schets van de routes in een gebied.
touché-tenu [m.] trainingsvorm waarbij on sight geklommen wordt en elke aangeraakte greep gebruikt wordt.
toucher au sol to hit the deck/
trad(itional) (climbing) traditionele stijl, waarbij voor de afzekering alleen gebruik wordt gemaakt van nutjes en friends en dergelijke. trad(itional) route route die in deze stijl wordt geklommen. trad fall een val in een traditionele route, vaak gevaarlijk.
après travail
na instuderen (van een route). travailler les mouvements to work the moves/
traverser to traverse opzij klimmen. traversée [v.] traverse passage waar je opzij klimt. trav [m.] samenstelling van klimbewegingen op een boulderwand.
tridoigt [m.] threefingerpocket drievingergreep.
trou [m.] pocket
gat. escalade [v.] à trous pocket climbing/
U
UIAA [v.]/
V
se vacher
zich vastmaken aan het relais. vaché[e]! ik zit vast/
varappe [v.] ouderwetse term voor klimmen.
vas y/
je suis vert[e] I'm scared shitless ik schijt peuken.
(prise) verticale [v.] vertical hold verticale greep.
vire [v.] ledge brede vlakke band in de rots. belay ledge zekerplatform.
virole [v.] automatique automatische sluiting van een karabiner. twist lock twist lock, automatisch (draaiend) sluitsysteem voor karabiners.
violent[e] krachtig, heftig.
vol [m.] vlucht, val.
volume [m.] volume
volume, groot object dat op een klimmuur/
voie [v.] route klimroute. grande voie grote route, route met vele touwlengten (bv. in de Alpen). multi-pitch route route met meerdere touwlengten.
à-vue [m.] on sight klimstijl waarbij een route in één keer geklommen wordt, voorinformatie is niet toegestaan, je mag zelfs niet iemand in de route hebben zien klimmen (de term wordt in Frankrijk en in klimbladen ook wel ten onrechte voor flash gebruikt), het klimmen van een route op deze manier. faire du à-vue to climb on sight on sight klimmen. passer à-vue iets on sight doen.
W
wired nut/
X
Y
Yaniro [m.] figure four klimbeweging waarbij je het ene been over de andere arm vouwt (vernoemd naar Tony Yaniro). figure nine klimbeweging waarbij je een been over de arm aan dezelfde kant vouwt.
yo-yo yo-yo [Am.] klimstijl waarbij je ‘vrij’-klimt, maar na een val het touw in de karabiners laat (een tegenwoordig weinig gebruikte stijl, die nuttig kan zijn bij slecht af te zekeren routes).
Z
zipper/